Vertrokken uit Ur, overnacht Jezus in een
alleenstaand gebouw.
1617.
24 december. –
Het volk van Ur vergezelde Jezus deze morgen en strooide Hem
bij zijn afreis takken op de straat. Hij reisde naar het westen en
zeer lang door een schoon vlak gewest (of uitgestrekte vlakte).
Dan werd het zandiger; dan reisden zij door houtland en kwamen
met de middag bij een bron, waar zij neergelegen rustten en aten.
Vervolgens trokken zij door woud, waar hutten verspreid stonden
en partijen bewerkt land lagen.
Tegen de avond kwamen zij aan een groot rond gebouw, dat met
zijn voorhof door water omringd was. Het was rondom omgeven
door huizen die platte daken hadden en een zeer logge bouwtrant.
(Karakteristiek voor gebouwen in dit gewest en Chaldea).
Op het terras van dit kasteel zag ik groen en zelfs bomen. Maar is
dit wel mogelijk? Ik zag in de dikke muren bekrompen woningen
van geringe mensen ingebouwd.
Jezus en de leerlingen gingen in het voorhof, waar, tussen velerlei
bomen, een bron (of vijver) was. De leerlingen wasten Jezus,
volgens gewoonte, de voeten. Nu kwamen uit het ronde huis 2
mannen die vele strikken en snoeren op hun klederen hadden en
pluimachtige mutsen droegen. Een van beide, een oude man met
lang kleed en hoge spitse hoed droeg een tak of tuil of bosje,
waaraan bessen hingen en gaf dit aan Jezus, die met de leerlingen
hem in het ronde gebouw volgde.
In het midden van het huis was een ronde kamer, waar het licht
door een venster van bovenaf inviel en in die kamer bevond zich
een vuurplaats op trappen. Van deze ronde zaal kwam men
rondom door deuren in onregelmatige kamers, waarvan de
achterwand (waarschijnlijk de buitenmuur van het ronde gebouw)
een halve kring vormde. Die wand was met tapijten behangen,
waarachter men huisraad en gerei bewaarde. De bodems waren
Fascikel 28
3108
|