zandige uitgestrekte woestijn, dan trok Hij over een langzaam
opstijgende berg, dan weer in een groener houtland door kort
struikgewas met fijne bladertjes; dit gewas geleek op bosjes van
lage jeneverboompjes; ze waren geschoren en van boven tegen
elkander gegroeid; beneden vormden ze (onder de takken) als
ruime hallen. Daarin moesten de dieren wel op hun gemak zijn en
zeer geschikt kunnen wonen.
(27 december). –
Daarop volgde een gewest met groene stenen, die als met klimop
bedekt waren, verder een streek met meer weiden en bomen;
daarop een vloed, waarop een vlot van balken aan een anker
vastlag. Hiermee vaarden zij over (nl. over het vloeiend kanaal
bij het Meer Timsah, welk kanaal van de Nijl naar de Rode Zee
loopt en beide verbindt). Wel wonen in dit gewest reeds mensen,
maar zelf zetten zij zich over gedurende de nacht (zodat zij niet
bemerkt werden) (op dezelfde plaats waar de H. Familie op haar
vlucht zich had overgezet, zie kaart in fasc. 7, nr. 177).
De rivier was niet snel, maar diep. Een andere vloed verenigde er
zich mee, of het was een arm van die vloed, dit weet ik niet meer
juist.
Fascikel 28
3112
|