background image
Hij had nu 16 reisgezellen bij zich, want uit de laatste stad
(Hebron of wellicht Jericho ?) waren nog 4 jongelingen met Hem
mee gekomen.
(Deze 16 zijn:
- de eerste 3 van oosterse afkomst,
- Cesar van Atom,
- Deodatus uit Egypte,
- 2 uit het joodse stadje,
- 5 van Ber-Sabe,
- 4 uit de laatste stad (Hebron) = 16).
Niet ver van de bron was een goed ingerichte herberg (nl. de
herhaaldelijk genoemde vóór Taänat-Silo, zie ook verder nr.
1650), waartoe een gesloten kelder in de heuvel behoorde. Hierin
bewaarde men alle rust- en slaapbenodigdheden. Zij brachten een
man mee, die op een kleine afstand van daar woonde en er het
toezicht over had. Hij deed de bron van Jakob en het huisje open.
Fascikel 28
3132