background image
Genezing der dochter van een verwant van
Andreas.
1642.
19 januari. –
(NOTA.  Jezus reist nu naar Kafarnaüm met een omweg, maar de 
gegevens en aanduidingen van zijn weg op deze reis zijn een heel 
eind ver zo vaag, dat wij geen plaatsen met zekerheid bepaald en 
nauwelijks bij benadering kunnen aanwijzen.  Hoogstens kunnen wij 
een plaats vermoeden die mogelijkerwijze in aanmerking komt.)  
Heden verliet de Heer met Andreas, Joannes en Jakobus de plaats
Betel (waar God aan Jakob verscheen, 3 uren ten noorden van
Jeruzalem) en richtte zich naar een stad, 2 uren van daar en ten
noorden van Jericho gelegen, doch Hij ging er met een grote
omweg naartoe. Vóór zijn afreis uit Betel had Hij ‘s
morgens nog vele zieken genezen.
Ook Lazarus en zijn vrienden keerden met Marta en Magdalena
terug. Zij zullen overnachten in een hooggelegen, nogal sterke
stad en daar met Jezus weer samenkomen. Op zijn weg genas
Jezus heden nog vele zieken en zegende kinderen.
Een deel van de zieken werden tot Hem gedragen en andere lagen
aan de weg in enige hutten.
Zij maakten deze omweg (over de versterkte stad, enz.) om de
zoon van een halve broeder van Andreas, die hier woonde, te
bezoeken; zijn dochter was ziek.
Omstreeks de middag kwamen zij bij een bron, waar een
herberginrichting was, en een eind verder stond het huis van die
zoon van Andreas’ halve broer, aan wie de bron en de herberg
toebehoorden; het was een flinke, gezonde man; zijn bedrijf
bestond in het maken van wanden in vlechtwerk, die in groot
aantal bij zijn huis stonden.
Jezus en de apostelen zaten aan de bron; de man, door Andreas
geroepen, kwam hun de voeten wassen en bracht hen dan in zijn
Fascikel 28
3151