background image
Jezus te Nazareth en op de broodberg.
1648.
23 januari. –
Jezus verliet Kafarnaüm vóór dag en dauw en ik zag Hem met de
leerlingen en verscheidene apostelen, die zich bij de anderen
gevoegd hadden, naar Nazareth vertrekken. Ik zag bij deze
gelegenheid dat het huis van Anna door een geheel andere familie
bewoond was. Ik zag Jezus ook bij het huis van Jozef te
Nazareth; het is nu gesloten en onbewoond.
De Heer ging er aanstonds naar de synagoge; zijn onverwachte
verschijning baarde veel opzien; er ontstond een grote toeloop van
volk. Een bezetene die een stomme duivel in had, riep al met
eens achter Hem: “Dit is de zoon van Jozef, de grote
oproermaker, houdt Hem aan! grijpt Hem vast, zet Hem
gevangen!”
En ik zag dat Jezus zich tot hem wendde en hem het
zwijgen oplegde. Hij zweeg, maar Jezus dreef de duivel niet
uit.
In de school deed Jezus alles ter zijde stellen en de leerstoel
oprichten. Op deze laatste reis waren al zijn handelingen
gekenmerkt door de grootste vrijmoedigheid.
Hij sprak ronduit, openlijk en als Iemand die recht
en macht daartoe heeft, maar juist dit verbitterde de
Joden ten zeerste. Jezus en zijn gezelschap sliepen in een
herberg.
1649.
24 januari. –
Deze morgen bezocht Jezus verscheidene huizen in de
wijk van het huis van Jozef, bewerkte er genezingen
en zegende ook kinderen. Zolang Jezus slechts predikte,
hadden de Joden zich nog betrekkelijk rustig gehouden, maar nu
Hij genezingen begon te doen, ontstaken zij in woede.
Fascikel 28
3158