Visioen op de boven verhaalde duiveluitdrijving.
1658.
Ik heb deze nacht een groot en wonderbaar visioen op de door
Jezus bewerkte duiveluitdrijving gehad, waarvan ik bij Betaniƫ
getuige ben geweest. Ik zal echter aan de vele bijzonderheden
niet gemakkelijk meer de juiste volgorde kunnen geven; het ging
voortdurend van het een in het ander over; ik weet het begin niet
meer, noch ook het verloop in zijn geheel.
Ik zag uit de mond van de bezetene een zwarte walm opstijgen,
waarin ik 3 knopen of strikken onderscheidde, die door zwarte
damptouwen verbonden waren. Ik kon niet begrijpen wat dit
betekende, en terwijl ik daarop nadacht, verloor zich mijn geest in
een visioen.
Ik zag nogmaals als in een bliksemflits de bezetene op de grond
liggen en de Heer met zijn voet over hem strijken. Ik zag de
samenhangende zwarte dampwolken uit zijn mond opwalmen, en
het hele verschijnsel scheen zich (in het begin) voor mij in de
lucht boven de grond te vertonen.
Nu zag ik het beeld van de bezetene niet meer, en terwijl ik dit
zwarte touwwerk beschouwde, vernam ik duidelijker en
duidelijker elke bijzonderheid van dit tafereel, dat eindelijk een
ganse wereld werd, waarin ikzelf me bevond.
Hoe ik geleidelijk meer zag en vernam, kan ik door de volgende
vergelijking verduidelijken.
- Het was alsof men eerst iets zich zag bewegen als een
schaduw,
- alsof die schaduw dan de gedaante van een menselijke schim
aannam,
- alsof deze schim een menselijke gestalte kreeg,
waaraan men vervolgens eerst alle uitwendige ledematen
onderscheidde,
Fascikel 28
3171
|