van Dokter Neef en Passavant met hun somnambule vrouw
Müller en hun geneeskundig magnetisme, waarover wij gesproken
hebben in het leven van K. Emmerick, 2e Deel, blz. 364 en 465).
1663.
In de andere kring en omtrek (b) was ook een kerk als een
geheim genootschap, maar dit geleek meer aan allerlei
broederschappen. Daar was geen openbare duivelsdienst en ook
zag ik er satan zelf niet in persoon, noch zulke afzichtelijke
verregaande ondeugden, maar wel werken met allerhande
kunstgrepen, natuurkrachten en -geheimen; zij maakten goud,
gingen met stokjes, waaraan zij tanden of een kam sneden, en
deze sloegen zij in de aarde.
Zij bedreven bijgeloof met ringen, waarop lettertekens stonden,
met amuletten, die zij op zich hingen, met feestpartijen, met het
slaan en leggen van kaarten, met koortsbezweringen, met valse
kwakzalverachtige wondergenezingen, met lapjes, die zij in
stromend water wierpen, na ze in het bloed van wonden gekleurd
te hebben, met het meten der grootte van kinderen, enz.
Ik heb hier duizend en één wonderbare zaken gezien, die
schijnbaar strekken tot de gezondheid van het lichaam, tot alle
tijdelijk comfort en voorspoed der mensen, maar in dit alles zag ik
een verkapte, vermomde duivelsdienst, de begeerte om genezen te
worden zonder afstand te doen van de zonde, die toch de bron van
de dood en der ziekte is, een zoeken naar hulp en genezing, maar
niet bij Jezus en zijn heilige Kerk, maar bij de gevallen natuur.
Daarom zag ik ook al die genezingen oppervlakkig en
verderfelijk. Dit werd mij door beelden getoond, b.v. door het
dichtmaken van een opening met papier, zodat ze verborgen, maar
niet weggenomen was.
Ook DEZE kerk was – zelfs nog meer dan de duistere voorgaande
– door magnetische personen omringd, maar zij waren niet in zulk
een erg zondige toestand, doch alles was gelijk een voorschool,
een voorbereidende klas tot het ergste.
Fascikel 28
3176
|