Deze 3 werelden (a, b, c) waren alle met mekaar verbonden door
drievoudig verstrengelde kanalen en door vele enkele touwen en
stralen; zij werkten alle met een ongelooflijke inspanning en
gaven zich grote moeite, maar alles wat zij voortbrachten was
louter verwarring, wanordelijkheid, nacht, nood en wanhoop; al
hun genezingen en verbeteringen waren slechts bedekking en
dikwijls verplaatsing van de kwaal, die hierdoor nog verergerde.
In deze laatste kring en in de voorgaande zag ik, meest alle
geleerden, vooral ook geneesheren en apothekers werkzaam.
1665.
Het vervolg van de vertoning weet ik niet meer nauwkeurig; het
was de gehele wereld geworden, gelijk hij reilt en zeilt, met al
haar zondig begeren, met de triomf van het kwaad.
Nu zag ik de verlichte wereld niet meer van de duistere
gescheiden; ze was er onder vermengd, alles was door mekaar.
Ik was en leefde er zelf in, wandelde erin rond en ik zag hoe
vrienden en bekenden van mij naar de duistere gewesten afgleden,
maar ik trok ze terug. Mijn eigen toestand weet ik niet meer juist;
ik scheen met mijn zuster in een hol, als in een vagevuur te zijn.
Het kind van mijn broer had ik gedurig bij de hand en hield het
beschermend terug; mijn vader en moeder waren bij mij.
Eenmaal kwam ook het Kindje Jezus bij mij en bracht mij iets, ik
weet niet meer wat. Ik hief het Kindje Jezus ook in de hoogte en
wenkte ermee naar mijn afdwalende vrienden, die dan naar mij
terug gelopen kwamen.
Ook W. … wankelde; ook de Pelgrim liep vaak, gevaarlijk
filosoferend, rond het rijk van de macht, maar zij kwamen
tenslotte allen tot mij terug, ja, ook B. … die zeer ver afgedwaald
was.
Het slot van het visioen weet ik niet meer nauwkeurig; het stelde
een soort van oogst voor. Ik zag het graan afsnijden, dorsen en
ziften; vervolgens de tarwe scheiden van het kaf en het onkruid,
Fascikel 28
3178
|