onderrichten en zieken te genezen. Daarna moesten de
enen naar Betanië, de anderen naar Betfage terugkeren.
Hierop zag ik Jezus zelf met de 3 zogenaamde zwijgzame
leerlingen naar een kleine stad gaan, die een paar uren ten zuiden
van Betanië gelegen was. Ik had eerst gemeend dat Hij naar die
stad trok op de weg van Bethlehem, waar Lazarus zich nu
ophoudt, maar ik zag Hem in het ander (in het eerst vermelde)
stadje genezingen doen. (Stadje op de weg naar Bethlehem =
Mizpa 1).
Zo zag ik Hem in het huis gaan van een man die Hij vroeger van
stomheid genezen had, maar die man had weer gezondigd en was
nu lam geworden; zijn handen en vingeren waren gans krom
getrokken. Ik zag dat Jezus hem vermaande en hem
aanraakte, zodat Hij weer genezen opstond.
2 februari. –
Ik zag Jezus in dit (zelfde) stadje heden ook
verscheidene bleke, bedlegerige meisjes genezen;
zij waren maanzuchtig en de dood nabij; nu eens weenden, dan
lachten zij weer hevig.
Ik zag Jezus deze avond (van 2 februari) vóór de sabbat weer te
Betanië terug. Hij begaf zich naar de synagoge (ten sabbat).
Ik hoorde dat zijn joodse vijanden godslasterlijk en
zelfgenoegzaam snoefden dat Hij toch niet doen kon, hetgeen God
voor de kinderen van Israël gedaan had, namelijk had Hij in de
woestijn het manna laten nederdalen, en dergelijke dingen (cfr.
Joa. 6, 31). Zij waren zeer vijandig jegens Hem.
Ook hoorde ik zeer duidelijk zijn onderricht heel de
nacht, maar ik kan het niet meer herhalen.
Hij sliep deze nacht (tussen 2 en 3 februari) niet in Betanië, maar
buiten het dorp in de herberg van de leerlingen (bij Boeqeia Dan).
Fascikel 28
3183
|