nuttiging en in die maaltijd eeuwig met hen (en met
zijn Kerk) zou blijven.
Hij sprak ook over zijn geheime leerlingen, de zonen
van Simeon en anderen, en verontschuldigde hen
voor de openbare leerlingen van het feit dat zij zich
achteruithielden; hun houding en omzichtigheid
was voordelig, daar zij een andere roeping hadden,
een andere taak vervullen moesten.
Daar ook meerdere Nazarethanen uit nieuwsgierigheid naar de
tempel gekomen waren, enkel om Hem uit te horen, zegde Hij
ten aanhoren van allen dat het hun geen ernst was.
1684.
Tot de apostelen alleen zegde Hij vele dingen die na
zijn terugkeer tot de Vader zouden plaats hebben.
Aan Petrus verklaarde Hij dat Hij veel te lijden zou
hebben, doch dat hij niet bang moest zijn, maar
getrouw en kloekmoedig zijn taak als hoofd en
bestuurder van de Gemeente (of Kerk) moest blijven
vervullen; ze zou wonderbaar aangroeien. Drie
jaren moest hij met Joannes en Jakobus de Mindere te
Jeruzalem in de Kerk blijven.
Hij voorspelde hun ook dat een jongeling het eerst
zijn bloed voor Hem zou vergieten, doch zonder de
naam van Stefanus te noemen.
Hij maakte ook gewag van de bekering van een
vervolger, zonder daarbij de naam uit te spreken van
Paulus, die meer zou doen dan vele anderen; zij
konden dit moeilijk geloven (cfr. II Kor. 11, 23).
Hij voorspelde de vervolging tegen Lazarus en de H.
Vrouwen en zei tot de apostelen waarheen zij zich na
Fascikel 28
3204
|