hadden en die zij tot een onderstel of schraag uiteen konden
trekken. Ik zag ook op tafelen hopen muntstukken liggen, die
soort bij soort aan kettinkjes en haken aaneengeregen waren.
Allerlei figuren waren erop afgebeeld; ze waren van gele, witte en
bruine kleur; sommige hadden ook meerdere kleuren.
Ik weet niet of dit allemaal geld was; ik geloof dat er ook
amuletten of sieraden bij waren om aan de hals te dragen863.
Ik zag ook stapels korven met vogelen en in een halle zag ik
kalveren en ander vee.
Ik zag dat onze Heer al die sjacheraars wegdreef, en daar zij
talmden te wijken, draaide Hij een gordel tot een zweep tezamen
en dreef hen daarmee uit elkaar tot buiten de tempel864.
863 Amuletten. – Amuletten of talismans waren algemeen in zwang bij de
Egyptenaren en Chaldeeën, 2 volken, waarmee de Israëlieten in nauwe
betrekking gestaan hadden.
Tegen de wet van Mozes in, die bijgelovige praktijken verbiedt, vond het
gebruik van amuletten toch ingang bij de Israëlieten (Jes. 3, 18-23).
Anderzijds werden ook analoge godsdienstige voorwerpen met vertrouwen
gedragen, zonder eigenlijk bijgeloof.
Wetteksten in busjes of doosjes droeg men eveneens, niet alleen als
gedenkmiddel om aan de Wet herinnerd te worden, maar ook als
behoedmiddel om van ongelukken gespaard te worden (cfr. D.B. Amulettes).
864 Uitdrijving uit de tempel van sjacheraars. – Dit feit heeft tweemaal
plaatsgehad. Hieraan valt niet te tornen, hoewel menig exegeet de mening
verdedigt dat het ene evangelisch verhaal een doublet kan zijn van het
ander.
-
Een eerste uitdrijving had plaats in het begin van Jezus’ openbaar leven
(Joa. 2, 14), en
-
een tweede op het einde van zijn leven, zoals blijkt uit de synoptici, Mt.
21, 12, enz.
Bij de eerste 3 evangelisten is deze tweede uitdrijving ook met Jezus’ Intocht
verbonden.
Met haar dubbel verhaal is dus onze K. weer in overeenstemming met de
waarheid.
Fascikel 28
3239
|