Terwijl Jezus in Jeruzalem is, zie ik de H. Vrouwen, ten getale
van 5, dikwijls in gebed in de loofhut, waarin Magdalena
gezeten was, toen Marta vóór de opwekking van Lazarus haar
tot Jezus riep (fasc. 27, einde van nr. 1481). Zij onderhouden
bepaalde regels bij het bidden. Nu staan zij samen in een
zekere rangschikking; dan weer knielen of zitten zij
gescheiden.
Na deze alinea zou nu moeten volgen:
Jezus begaf zich ’s avonds van Betanië …
Strafrede tegen de Farizeeën.
1714.
20 maart. –
Jezus onderrichtte deze morgen nog in de herberg
van de leerlingen buiten Betanië en ging daarna
naar Jeruzalem ten tempel, en hier hield Hij zich wel
6 uren op.
De Farizeeën waren er in de voormiddag niet tegenwoordig.
De leerlingen vroegen Hem naar de betekenis van de vraag:
“Uw Rijk kome tot ons?” En Jezus weidde daar
breedvoerig over uit. Hij zei ook dat Hij en de Vader
één zijn, en dat Hij tot de Vader ging (Joa. 14, 10).
Hierop vroegen zij Hem verder: “Indien Gij en de Vader één zijt,
waarom hebt Gij dan nodig tot de Vader te gaan?”
Nu sprak Jezus over zijn zending en zei dat Hij zich
van de mensheid, van het vlees afwendde, en dat al
wie zich van zijn eigen gevallen (bedorven)
mensheid afwendt en door Hem tot Hem komt,
daardoor ook tot de Vader gaat.
Fascikel 28
3252
|