23. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt,
de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de
barmhartigheid en de trouw.
24. Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Gij blinde wegwijzers, die de mug uitzift,
maar de kameel doorzwelgt.
25. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij reinigt de buitenzijde van de
beker en van de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid.
26. Gij blinde Farizeeër, reinig eerst de inhoud van de beker; dan zal hij ook van buiten rein
worden.
27. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij gelijkt op gewitte graven, die
van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei
onreinheid.
28. Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol
huichelarij en wetsverachting.
29. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij bouwt de grafsteden der
profeten en verfraait de gedenktekenen der rechtvaardigen,
30. en gij zegt: Indien wij geleefd hadden in de dagen onzer vaderen, zouden wij met hen geen
gemene zaak gemaakt hebben ten opzichte van het bloed der profeten.
31. Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten.
32. Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol!
33. Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel?
34. Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden. Van hen zult gij
sommigen doden en kruisigen en van hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en
vervolgen van stad tot stad,
35. opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op de aarde, van het
bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die gij
vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar.
36. Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
37. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe
dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels
vergadert, en gij hebt niet gewild.
38. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.
39. Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt:
Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Maaltijd bij Lazarus. – Leerrede. – Petrus berispt.
1716.
21 maart. –
Jezus was heden met de H. Vrouwen en de 12 apostelen bij
Lazarus.
‘s Morgens had Hij in de herberg van de leerlingen en
ook voor de H. Vrouwen geleerd. Zij hadden om 3 uur een
Fascikel 28
3255
|