background image
1720.
Jezus bleef hier 3 uren lang zitten. Tegen de middag werd het
offeren gewoonlijk gesloten, maar Jezus bleef nog langer zitten en
ook hierover waren de Farizeeën misnoegd.
Het was de zaal waarin Jezus de overspelige vrouw eens had
vrijgesproken. (Dit feit is boven niet verteld; de zienster had het
vergeten, Joa. 8, 1-11).
Johannes 8
1. maar Jezus begaf Zich naar de Olijfberg.
2. En des morgens vroeg was Hij weder aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en
Hij zette Zich neder en leerde hen.
3. En de schriftgeleerden en de Farizeeën brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij
stelden haar in het midden en zeiden tot Hem:
4. Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel;
5. en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij?
6. En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te
klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond.
7. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder
zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.
8. En weer bukte Hij neder en schreef op de grond.
9. Maar toen zij dit hoorden, gingen zij één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij
lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden.
10. En Jezus richtte Zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u
veroordeeld?
11. En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van
nu af niet meer!]
Uit: NBG-vertaling 1951
***
De tempel was gelijk 3 kerken achter elkaar; het waren 3 grote
booggewelven, waaronder men stond. (De zin hiervan is onzeker:
voorhof van de vrouwen, voorhof van de mannen en het
eigenlijke tempelgebouw?). Onder het eerste lag de ronde
leerzaal.
De offerzaal, waar Jezus zich nu bevond, lag rechts van deze
leerzaal (in de tempel was meer dan één leerzaal), meer naar het
Heilige toe. Om bij het offerblok te komen moest men door lange
gangen.
Katarina gaf nog vele aanwijzingen betreffende de aangrenzende 
zalen, doch onduidelijk.  
Fascikel 28
3261