background image
8. En de stem, die ik gehoord had uit de hemel, (hoorde ik) wederom met mij spreken en zij
zeide: Ga heen, neem het boek, dat geopend ligt in de hand van de engel, die op de zee en op
de aarde staat.
9. En ik ging heen tot de engel en zeide tot hem, dat hij mij het boekje zou geven. En hij zeide
tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet
zijn als honing.
10. En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op, en het was in mijn mond zoet
als honing, maar toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.
11. En er werd tot mij gezegd: Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en
talen en koningen.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Jezus zelf beschreef verscheidene soortgelijke
taferelen. Hij sprak van de getekenden op het
voorhoofd (Apoc. 7) en zei dat gans de bron van het
levende water, dat op de Kalvarieberg moest
ontspringen, volkomen vergiftigd zou worden879,
maar dat al het goede water zich in een vijver in het
dal Josafat zou verzamelen.
Openbaring 7
De verzegelden uit Israël
1. Daarna zag ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden der aarde
vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom.
2. En ik zag een andere engel opkomen van de opgang der zon, hebbende het zegel van de
levende God; en hij riep met luider stem tot de vier engelen, aan wie gegeven was aan de
aarde en de zee schade toe te brengen,
3. en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen,
voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben.
4. En ik hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren
verzegeld uit alle stammen der kinderen Israëls.
5. Uit de stam Juda twaalfduizend verzegelden, uit de stam Ruben twaalfduizend, uit de stam
Gad twaalfduizend,
6. uit de stam Aser twaalfduizend, uit de stam Naftali twaalfduizend, uit de stam Manasse
twaalfduizend,
7. uit de stam Simeon twaalfduizend, uit de stam Levi twaalfduizend, uit de stam Issakar
twaalfduizend,
8. uit de stam Zebulon twaalfduizend, uit de stam Jozef twaalfduizend, uit de stam Benjamin
twaalfduizend verzegelden.
De schare, die niemand tellen kan
879 Nota van de Duitse uitgever:
Deze woorden hebben waarschijnlijk betrekking op de 3 à 4-derhalf jaar, die
de heerschappij van de Antichrist zal duren, terwijl de Kerk van God in de
uiterste angst als van de aardbodem zal verdwenen zijn.
Fascikel 28
3283