want nu was het nog niet gebakken. Hij sprak
wonderbaar hierover, maar ik kan het niet zo mooi herhalen.
Jezus zei ook dat Hij hun de waarheid zo lang
onderwezen en meegedeeld had, maar dat zij altijd
getwijfeld hadden en nog twijfelden. Hij voelde dat
Hij hun door zijn lichamelijke tegenwoordigheid niet
meer nuttig kon zijn (Joa. 16, 7); daarom wilde Hij hun
alles geven wat Hij had en slechts genoeg behouden
om de naaktheid van zijn lichaam te dekken.
Dit verstonden zij niet, maar ik verstond het; zij meenden ten
hoogste dat Hij sterven of verdwijnen zou.
Reeds gisteren, toen Hij van de vervolging van de Joden
tegen Hem sprak, bracht Petrus in dat Hij zich toch
verwijderen zou, dat zij met Hem wilden meegaan, aangezien Hij
toch ook na de opwekking van Lazarus weggegaan was.
Toen Jezus tegen de avond de tempel verliet, nam Hij
afscheid ervan. Hij zei dat Hij hem in dit lichaam
niet meer zou betreden. Dit was zo aangrijpend, dat alle
apostelen en leerlingen zich op de grond wierpen en luid
schreiden en weenden (zich op de grond werpen, of zelfs
wentelen is een oosterse uiting van grote droefheid). Ook Jezus
weende en ook ik kon me niet weerhouden te wenen met hen.
Het is zo aandoenlijk grote mensen, bejaarde mannen, te zien
wenen.
Judas zag ik niet wenen, maar hij was in angst. In al deze laatste
dagen was hij reeds in zijn geweten gekweld.
Gisteren heeft Jezus geen woord over hem gesproken.
1733.
Toen zij vóór de tempel (het Hiëron) op het grote voorplein
(voorhof der heidenen) kwamen, waar de heidenen zich mochten
ophouden, wilden velen van dezen zich tot Jezus wenden.
Fascikel 28
3288
|