Ik was ook in het huis van het laatste avondmaal, waar, naar ik
bemerkte 76 leerlingen in de bijgebouwen sliepen. Ik wist nooit
waar ze verbleven: het was hier.
Laatste zalving van Magdalena
(Mt. 26, 6-13; Mk. 14, 3-9; Joa. 12, 2-7).
1734.
Woensdag in de Goede Week, 28 maart. –
Hedennamiddag om 4 uur vond de Pelgrim de zienster in
geestvervoering. Haar aangezicht was bedekt met bloed dat in
strepen van haar voorhoofd neergevloeid was. De band om haar
voorhoofd was met bloed doordrenkt; ook haar zijde en borst
hadden gebloed.
Hij wekte haar om het bloed van haar voorhoofd af te wissen en om
haar hoofddoek te verversen, om gepraat te voorkomen, opdat zij
niet door vreemden in die toestand verrast zou worden.
Zij ontwaakte zonder evenwel aanstonds tot het volle bewustzijn te
komen; zij was vol kinderlijke vreugd. Zonder zich rekenschap van
tijd en omgeving te geven, zei ze als een kind dat zich haastig
verontschuldigt:
“Ik bloed niet; zij hebben in Simons huis een lammetje geslacht
en ik heb er bij geholpen. De Heer is nu bij Lazarus en Hij
onderricht de leerlingen. Judas heeft alle nodige inkopen
voor de maaltijd gedaan en de beurs eens wijd geopend.
Magdalena is naar Jeruzalem zalf gaan kopen.
Ik was overal bij en ik heb overal meegeholpen en kon dus niet
komen. Ik weet dat iemand thuis op mij zit te wachten, maar ik
kon niet weg!”
Dit alles stamelde zij als een kind in een onuitsprekelijk blijde
stemming en als dronken van geluk. En inderdaad, een vriend van
haar, Melchior Diepenbrock, de latere kardinaal en aartsbisschop van
Fascikel 28
3290
|