zou vragen: “Wat wilt u mij voor Hem geven?”
Wanneer de Farizeeën een slaaf kochten, dan werd
hun toch de prijs opgegeven en gevorderd, maar zijn
verrader zou Hem leveren voor de prijs, die zijzelf
zouden bieden. Hij zou zijn Meester nog smadelijker
verkopen dan een slaaf.
Bij dit horen weenden de leerlingen smartelijk en konden van
verdriet niet meer eten, maar Jezus moedigde hen aan en
reikte hun vriendelijk spijs toe; de leerlingen heb ik
dikwijls veel liefdevoller, voorkomender en tederder jegens Jezus
gezien dan de apostelen; ik geloof dat zij ootmoediger waren,
omdat zij minder dikwijls bij Hem waren.
Jezus gaf ‘s morgens nog veel onderrichtingen aan
zijn apostelen, maar deze verstonden zij niet in hun
hele diepzinnigheid en Jezus beval hun aan te
tekenen wat niet klaar voor hen was. Nadat Hij hun
zijn Geest gezonden zou hebben, zouden zij het zich
daardoor herinneren en het verstaan (cfr. Joa. 14, 26).
Ook zag ik Joannes en verscheidene anderen veel noteren.
(Dit is nog een woord dat men in de afscheidsrede terugvindt en dus
een nieuw bewijs dat deze rede ook uitspraken bevat die op een
andere tijd, op een andere plaats, in andere omstandigheden
gesproken waren).
Jezus voorspelde hun vlucht en veel andere
bijzonderheden die plaats zouden hebben, wanneer
Hij verraden en overgeleverd werd.
Zij konden het zich bij geen mogelijkheid indenken en toch deden
zij het naderhand, waarover ik mij niet minder verwonderde.
Hij zegde hun veel wat later volgen zou en hoe zij
zich dan moesten gedragen.
Fascikel 28
3292
|