background image
Judas, zo zagen wij, komt in het gerechtshuis waar Jezus later
bespot en door Kaïfas veroordeeld zal worden. Jezus’ vijanden
waren er in een raadsvergadering bijeengekomen.
Katarina zet haar verhaal voort als volgt:  
1742.
De Farizeeën en hogepriesters waren er nog verzameld, maar
Judas verscheen niet in hun vergadering. Twee mannen spraken
met hem beneden in het huis, en toen hij zei dat hij hun Hem
wilde overleveren en vroeg wat zij hem daarvoor wilden geven,
gingen zij dit zeer blijde aan de anderen zeggen. Toen kwam er
een derde bij, die hem dertig zilverlingen bood.
Judas verlangde deze aanstonds, maar zij wilden hem die niet
geven, zeggend dat hij hier al eens geweest was en zolang was
weggebleven; hij moest het eerst doen, en dan zouden zij hem de
prijs uitbetalen. Ik zag hen nu het akkoord maken met in
elkanders hand te slaan, en ook, naar ik zag, met aan de ene zijde
van elkanders kleed iets af te rukken885.
Zij verlangden nog dat Hij, alvorens te vertrekken, hun zeggen
zou hoe en wanneer? Maar hij wilde niet langer blijven om geen
achterdocht te wekken; hij antwoordde dat hij eerst nog alles
nauwkeurig moest nagaan en dat het dan morgen wel zonder
opzien zou kunnen geschieden. Ik zag de duivel gedurig
daartussen. Nu ijlde Judas weer naar Betanië, trok zijn feestkleed
aan en voegde zich weer bij de anderen.
885 Elkaar in de hand slaan ten teken van overeenkomst fasc. 13, nr. 453,
voetnoot 208.
Een lapje van het kleed gescheurd kon later dienen tot bewijs van de
overeenkomst.
Zo knipte David een stukje van Saüls mantel, terwijl deze sliep, ten bewijze
dat hij de kans had gehad hem te doden, maar niet had gewild (I Kon. 24).
Fascikel 28
3302