1743.
Na de maaltijd was Jezus naar het huis van Lazarus teruggekeerd
en vele leerlingen hadden zich naar hun herbergen verspreid.
In de nacht kwam nog Nikodemus van Jeruzalem tot
Jezus en sprak lang met Hem. Vóór de dag keerde hij naar
Jeruzalem terug en Lazarus deed hem een eindweegs uitgeleide.
Over haar persoonlijke rol in dit visioen vertelde K. het volgende:
Ik was ‘s middags aanwezig bij het klaarmaken van het eten en
dan bij Jezus’ onderrichtingen voor zijn leerlingen.
Deze aanwezigheid was zo waar en levendig, dat ik tussen
Simons huis en het domein van Lazarus heen en weer liep en niet
minder van droefheid verscheurd dan van vreugde verrukt was.
Dan dacht ik op eenmaal weer: “Het is toch zo; Hij is tot ons
gekomen! Hij moet terugkeren!” En onder zulke gevoelens en
bedenkingen werkte ik mee bij het opdienen van de tafels en in de
keuken. Ik versjouwde tafelgerei en deed de afwas en door die
afwisseling van vreugd en droefheid en door het zien van de
droefheid van Maria en van de grote liefde van Jezus, liep mij het
zweet van het aangezicht, en toen kwam de Pelgrim en wekte mij
en zei dat mijn aangezicht met bloed overdekt was (zie nr. 1734).
Het is me moeilijk zelfs maar één van die taferelen volledig te
verhalen of te beschrijven, want ik voel me nog steeds er bij
tegenwoordig en zie de gebeurtenis zich voort naar alle zijden
(met al zijn onderdelen afspelen, zodat ik het niet met de nodige
aandacht kan verhalen).
Het verhaal van de gebeurtenissen der 2 volgende dagen en nachten
en van de zaterdag vóór Pasen beslaat een geheel groot boekdeel.
Fascikel 28
3303
|