en daarom is ze des te waardevoller. Misschien heeft de priestercriticus
er nooit aan gedacht hoe ver strekkend zijn uitspraak was, maar toch
wordt onze bewering, zoals wij ze boven formuleerden, erdoor
bevestigd.
In een overzicht van de letterkundige voortbrengselen in de vorige
decennia schreef priester A. Lambert in ‘Revue diocésaine de Tournai’,
déc. 1947, blz. 545: “Het drama van Kalvarië heeft de subliemste
meesterwerken van muziek en schilderkunst geïnspireerd.
Aan schrijvers en dichters evenwel bood dit drama een minder gunstig
onderwerp. Na Katarina Emmericks overwegingen op het Bitter Lijden
en vooral na de Evangelieverhalen doen al de letterkundige
voortbrengselen, zelfs die van Claudel en Péguy teleurstellend aan.”
Dit is klaarblijkelijk zoveel gezegd als: “Het Bitter Lijden van K. Emmerick
is het heerlijkste wat in de letterkunde op dit gebied bestaat.”
Waarom zou ik hier niet mogen aan toevoegen – iets waarvan ik ten
diepste doordrongen ben – “Een groot gedeelte van Katarina’s
Christusleven evenaart het Bitter Lijden in schoonheid.”
Kan er aan K.’s werk een mooier, spontaner, dus betrouwbaarder hulde
gebracht worden dan de bekentenis van die priestercriticus?
Als inleiding op het lijdensverhaal moge het voorgaande volstaan.
***
In de voorgaande aflevering is verhaald Magdalena’s laatste zalving van
Jezus, en Judas’ verraad op woensdag 28 maart.
Nu volgt, zeer uitvoerig beschreven, Jezus’ lijden de 3 volgende dagen
en zijn eerste verschijningen op paaszondag.
Fascikel 29
2
|