De zeer slanke en sierlijke gotieke gewelven met hun hemelwaarts
stijgende lijnen doen denken aan gevouwen, ten hemel opgeheven
handen.
Aan het einde van de zaal ziet men tegen de oostwand een trap van 8
treden (17), die leidt naar een achterplaats van slechts 5 m diep. Men
bereikt eerst een voorplaatsje (18), dat de ruimer kamer voorafgaat,
waarin zich het valse graf van David (19) onder de grote koepel bevindt,
dezelfde koepel waarop wij reeds buiten de aandacht hebben gevestigd.
De bovenste verdieping of opperzaal van het Cenakelgebouw dateert,
wat zijn huidige toestand betreft, van de 14e eeuw, maar op het
gelijkvloers dateert de oost‐ en het grootste gedeelte van de zuidwand
Fascikel 29
24
|