uit de 4e eeuw; ze hebben deel uitgemaakt van de 4e en de 12e eeuwse
basiliek. In deze basilieken was het Cenakel ingesloten en nam er de
zuidoosthoek van in.
Het gelijkvloers heeft dezelfde indeling in 2 beuken met 2 zuilen, en in
een grote middenzaal en een kleiner achterkamer, die door een
voorplaatsje voorafgegaan is. Ook hier is in de kamer een praalgraf van
David aangebracht of ingericht. Noch in deze kamer, noch in de kamer
vlak er boven, noch in de kelder eronder heeft ooit een graf van David
bestaan. Het strekt K. tot eer, dat zij nooit van een graf van David in het
Cenakel gesproken heeft.
Wat wij nu het eigenlijke Cenakel noemen, nl. de middenzaal vanaf de
houtplaats (7), meegerekend tot en met de achterkamertjes en de
achtermuur, waar men met een trap in de kelders afdaalde, is niet het
hele Cenakel uit de tijd van Christus.
Tot het toenmalige Cenakel behoorde een voorplaats en aan
weerszijden 2 zijgangen met slaaplegers langs de muren. Ook was
werkelijk in deze gangen slaapgelegenheid en daardoor konden zich hier
gemakkelijk dag en nacht 120 personen ophouden. Deze gangen
schijnen wel lager geweest te zijn dan de middenzaal, want deze was
boven de kelders gelegen en daarom stak ze boven de omgeving uit.
Vandaar dat men nu nog met enige treden van buiten naar binnen gaat.
Die verhoging boven de grond kon opvallend of aanzienlijk zijn, als men
er rekening mee houdt dat de bodem van alle heilige plaatsen of er
omheen aanzienlijk verhoogd is door de opstapeling van het puin dat
van de oude grootse kerken afkomstig is.
Een zaal of huis, op deze manier boven de grond verheven, werd ook
hooghuis of hoogzaal genoemd, in het Arabisch Alijat, in het Perzisch
Balachane, “wegens zijn hoge ligging boven de grond.” (cfr. Dapper,
Perzië, 63).
Bovendien veronderstelt het verblijf van 120 personen gedurende lange
tijd, dag en nacht, veel meer dan een zaaltje gelijk het tegenwoordige.
Het MOET een Complex van gebouwen geweest zijn, zoals K. ons het
Cenakel beschrijft.
Tot hier deze uitweiding die voldoende is.
Fascikel 29
25
|