background image
Melchisedek bediende zich van hen en van enige grotbewoners in
Kanaän, om op de nog wilde bergen van het later Jeruzalem de
grondslagen van verscheidene gebouwen te leggen.
(Te vergelijken met wat K. op meerdere plaatsen over deze werking 
van Melchisedek zegt, b.v. huidig fasc. 29, nr. 1176;  
fasc. 10, nrs.267‐269; fasc. 11, nr. 332; fasc. 12, nr. 398;  
fasc. 21, nrs. 1000‐1002). 
Hij legde diepe grondvesten waar later het Cenakel en de tempel
stonden, ook op een plaats naar de Kalvarieberg toe; hij deed ook
aan wijn- en korenbouw.
Na het offer van Melchisedek bleef de kelk bij Abraham; hij is
ook in Egypte geweest en eveneens in het bezit van Mozes. De
kelkkuip was een massief stuk met dikke wanden als een klok; hij
was van een natuurlijke materie en als gegroeid, niet gesmeed; ik
heb er dwarsdoor gezien. Alleen Jezus wist van welke stof hij
was.
Nota van Brentano:  
Het is onzeker wat zij daarmee bedoelde,  
of: ik heb er met de ogen van de geest door gezien;  
of: hij was met het lichamelijk oog doorzichtig.   
Aan de vertaler lijkt de eerste veronderstelling de waarschijnlijkste.  
Jezus gaat naar Jeruzalem.
1755.
Terwijl de 2 door Jezus vooruitgezonden apostelen die
voormiddag de toebereidselen tot het paasmaal troffen, nam
Jezus te Betanië nog een ontroerend afscheid van de
H. Vrouwen, van Lazarus en van zijn Moeder, aan
wie Hij gezamenlijk onderrichtingen en
gedragslijnen voorhield. Ik zag de Heer ook
afzonderlijk spreken met zijn Moeder en ik herinner
Fascikel 29
33