-
de Heer en de apostelen in de grote, eigenlijke Cenakelzaal.
Zij namen elk een staf in de hand en twee en twee schreden zij
naar de tafel, waar zij op hun plaats bleven staan; de staf leunde in
een van hun armen welke zij omhooggeheven hielden.
Jezus die in het midden van de tafel stond, had van
de hofmeester 2 kleine, boven ietwat gekromde staven
gekregen, gelijk korte herdersstaven (cfr. afb. fasc. 2, nr.
60, voetnoot 125). Zij hadden daarbij aan één kant een haak als
een afgehakte tak.
Jezus stak de staven kruiswijze in zijn gordel vóór de
borst en Hij liet, terwijl Hij bad, zijn opgeheven armen
in de haken rusten. Hij bewoog zich zo ontroerend
schoon, steunend op die staven; het was, als had Hij
het kruis, dat Hij straks als een zware last op zijn
schouders zou torsen, thans nog als een stut onder de
schouders. In deze houding zongen zij: “Gezegend zij
Fascikel 29
42
|