-
Aan het smalle einde (in de breedte) rechts, stond
Bartolomeüs. Na en naast hem, aan de binnenkant van de
halfronde tafel stond Tomas en na hem Judas Iskariot.
-
Aan Jezus’ linkerzijde aan de buitenkant, stonden Petrus,
Andreas en Taddeüs.
-
Aan het smalle linkereinde, in de breedte, had Simon zijn
plaats en naast hem, terug aan de binnenkant van de tafel
stonden Matteüs en Filippus.
Midden op de tafel stond een schotel met het paaslam. De kop
van het lam rustte op de gekruiste voorpoten; de achterpoten
waren lang uitgestrekt; de rand van de schotel rondom het lam
was met knoflook bedekt en naast deze schotel stond een tweede
met het paasgebraad en aan weerszijden hiervan een schaal met
groene kruiden, die dicht tegeneen rechtop stonden, als groeiend
en levend. Op nog een andere schaal lagen kleine bosjes bittere
kruiden als geurige balsemkruiden; vóór Jezus stonden dan nog
een schaal met geelgroene kruiden en een andere met bruinachtige
saus. Voor tafelborden bedienden zich de gasten van ronde,
dunne broodkoeken en hun tafelmessen waren van been.
Na het gebed legde de hofmeester het mes om het paaslam voor te
snijden bij Jezus op tafel. Hij zette ook een beker met wijn vóór
Hem en uit een kan vulde hij 6 bekers die elk tussen 2 apostelen
stonden.
Jezus zegende de wijn en dronk; de apostelen dronken met
tweeën uit één beker. De Heer sneed en verdeelde het
paaslam en de apostelen reikten Hem in de orde waarin zij
geplaatst waren, hun broodkoek toe, zich hiertoe bedienend van
een soort knijper; zij ontvingen elk hun deel en aten het
zeer haastig op. Met hun benen messen krabden zij het vlees
van de beenderen, die daarna verbrand werden7.
7 Broodkoeken. – Men kende toen in het Oosten geen brood gelijk het onze.
Hun brood waren ronde koeken van 20 cm doorsnede en een vinger dik,
Fascikel 29
44
|