background image
inwendig toornig en verbitterd10. Gedurende de gehele maaltijd
zag ik aan Judas’ voeten een klein wangedrocht zitten, dat
herhaaldelijk opkroop tot zijn hart. Ik zag niet dat Joannes aan
Petrus bekend maakte wat hij van Jezus vernomen had, maar hij
stelde hem met een oogwenk gerust.
De voetwassing (Joa. 13, 1-20).
1763.
Zij stonden nu van tafel op en terwijl zij weer hun klederen
aandeden en schikten, zoals zij het gewoon waren voor het
plechtig gebed, trad de hofmeester met 2 dienaren binnen om de
paastafel af te nemen en uit het midden der banken ter zijde te
schuiven. Toen hij hiermee klaar was, gaf Jezus hem de
opdracht water in het voorportaal te laten brengen en
daarop verliet deze met zijn dienaren de zaal.
Jezus stond te midden van zijn apostelen en hield
voor hen een tamelijk lange en ook plechtige
10 Aanreiken van brood een teken van vertrouwelijkheid bij de Joden. –
De gastheer geeft een genodigde een in saus gedoopt stuk brood, om hem
vriendschap en hoogachting te betuigen tegenover de aanwezigen.
“Hoe dikwijls is het mij niet overkomen”, vertelt de oostenkenner Piet Gerrits,
“dat, toen ik hier of daar ter tafel genodigd was, de gastheer of een mee
aanliggende vriend, mij een stuk vlees of het beste van zijn brood, na het in
de saus gedoopt te hebben, overreikte om mij tegenover de anderen zijn
bijzondere genegenheid en hoogachting te betuigen.” (‘t H. L. 2e jg. 84).
Aan Mislin werd in de Libanon dezelfde eer bewezen door een dochter van
zijn vorstelijke gastheer (I, 181).
Jezus schijnt dus tot Joannes te willen zeggen: “Hij, aan wie Ik dit teken van
de innigste genegenheid geef, hij zal Mij ten dood overleveren.”
Het is of Jezus hier de reeks klachten inzet, die Hij de eeuwen door zal
herhalen: dat het grootste lijden Hem aangedaan wordt door zijn uitverkoren
en meest bevoorrechte vrienden.
De afschuwelijke gedaante aan Judas’ voeten, (cfr. fasc. 10, nr. 293 en nr.
294, voetnoot 90b).
Fascikel 29
48