toespraak. Ik heb evenwel reeds zoveel gehoord en gezien dat
ik onmogelijk de inhoud van zijn onderricht met zekerheid weer
kan geven.
Toch herinner ik me nog dat Hij zeer roerend sprak over
zijn Rijk, over zijn heengaan naar de Vader en hoe
Hij hun nog eerst alles zou nalaten, wat Hij bezat,
enz. Vervolgens leerde Hij nog over de
boetvaardigheid, het inzien en bekennen van zijn
schuld, over het berouw en de vergiffenis en
reiniging. Ik voelde dat deze toespraak verband
hield met de voetwassing, en ik zag ook dat allen
hun zonden kenden en er berouw over hadden,
behalve dan Judas. Dit onderricht van de Heer
duurde vrij lang en was plechtig.
Toen Hij het geƫindigd had, stuurde Hij Joannes en
Jakobus de Mindere wegens het bestelde water naar
de voorzaal en Hij gelastte de overige apostelen hun
ligstoelen in een halve kring te plaatsen. Daarna ging
Hijzelf in de voorzaal, legde zijn mantel af, schortte zijn kleed op
en bond zich een linnen doek om, waarvan het langste einde
neerhing. Inmiddels geraakten de apostelen in een soort
woordenstrijd omtrent de vraag wie van hen de eerste plaats zou
verkrijgen (cfr. Lk. 22, 24-27), want, daar de Heer zo stellig te
verstaan had gegeven dat Hij hen nu zou verlaten en dat zijn Rijk
aanstaande was, voelden zij zich opnieuw bevestigd in hun
vermoeden dat Hij er een bepaald, doch geheimzinnig plan op
nahield en een aardse triomf in het schild voerde, die zich op het
laatste ogenblik zou voordoen en de wereld voor een voldongen
feit zou stellen.
1764.
In de voorzaal zegde Jezus tot Joannes een bekken in
handen te nemen, en aan Jakobus de Mindere een
zak met water te nemen, die hij voor de borst moest
Fascikel 29
49
|