Van zijn plaats in het midden van de tafel ging Hij
een weinig ter zijde en legde zijn handen eerst op de
schouders en dan op het hoofd van Petrus en
Joannes. Hierop moesten zij hun handen tegeneen leggen en de
duimen kruisen. Terwijl zij diep voor Hem bogen, of wellicht,
wat ik niet meer zo juist weet, vóór Hem knielden, bestreek Hij
hun duimen en wijsvingers met de zalf en maakte er
ook een kruis mee op hun hoofd. Hij zei ook dat dit
bij hen zou blijven tot het einde van de wereld.
Jakobus de Mindere, Andreas, Jakobus de Meerdere
en Bartolomeüs ontvingen eveneens wijdingen.
Ik zag dat de Heer bij Petrus de lange en smalle
strook stoffe, die de apostelen om de hals droegen,
kruiswijs op de borst bond, terwijl Hij ze bij de andere
apostelen schuin over de borst legde, zodat ze van de
rechterschouder tot onder de linkerarm neerdaalde.
Ik weet echter niet zeker meer of dit niet reeds bij de instelling
van het H. Sacrament dan wel eerst nu bij de zalving gebeurde.
Ik zag – doch hoe? dit is niet onder woorden te brengen – dat
Jezus hun door die zalving iets wezenlijks en tevens
bovennatuurlijks meedeelde. Hij zegde hun nog dat
zijzelf mochten consacreren (eerste mis, nr. 2172), en dat
zij ook de andere apostelen moesten zalven, wanneer
zij eenmaal de H. Geest ontvangen zouden hebben.
Hierbij had ik een voorstelling hoe Petrus en Joannes op het
Pinksterfeest vóór de grote doop aan de overige apostelen de
handen oplegden en hoe zij 8 dagen daarna hetzelfde deden aan
verscheidene leerlingen (om ze tot priesters te wijden, nr. 2173).
Ook zag ik Joannes na de Verrijzenis voor de eerste maal het H.
Sacrament uitreiken aan de H. Maagd. Dit gebeuren werd door de
apostelen met een feest herdacht; de Kerk heeft het niet behouden,
maar ik zie dat die dag nog steeds door de zegepralende Kerk
gevierd wordt. Ook zag ik in de eerste dagen na Pinksteren
Fascikel 29
63
|