Hierna wendde zij zich opnieuw met dreigende gebaren naar haar
vijand ter linkerzijde van haar bed en voegde hem toe: “Wat wil
je, vader van de leugen, met die schuldbrief van Magdalum?
Heeft Hij niet te Tirza 27 arme gevangenen met de opbrengst van
het goed van Magdalum vrijgekocht? Ik heb het toch met eigen
ogen gezien, 27 gevangenen, en nu beweer je dat Hij dat landgoed
te gronde gericht (de prijs verspild), de meesteres en de bewoners
verdreven heeft. Maar wacht, ellendeling, vervloekte, geboeid en
gewurgd zal je worden, zijn voet zal je de kop verpletten.”
(Dit slaat op een worsteling van Jezus met de duivel in zijn zielestrijd
in de Olijfhof; het wordt straks verhaald).
1780.
Hier werd Katarina onderbroken door het binnentreden van een
derde persoon, die, evenals de schrijver, geloofde dat zij geijld
had; zij nam hun medelijden dankbaar aan. Doch de volgende
morgen loste zich het raadsel op.
Het bleek namelijk dat zij, nadat Jezus het H. Sacrament ingesteld
had, Hem gevolgd was naar de Olijfberg en dat zij daar getuige
was geweest van zijn zielestrijd gedurende het eerste anderhalf
uur; duidelijker dan ooit te voren had zij alles gezien en zijn
doodsangst gevolgd. Ondertussen had zij gevoeld dat iemand met
een soort verering de wondtekenen van haar handen had bezien;
en dit had haar in de tegenwoordigheid van de Heer zo ongepast
geschenen, dat zij de handen haastig had teruggetrokken en
gezegd: “Er zou nog maar dat aan ontbreken dat iemand mij
eerbied zou bewijzen!”
Hierop vertelde zij wat zij bij (aan de voet van) de Olijfberg had
gezien en daar zij voort dag aan dag zulke lijdensvisioenen kreeg
en ze ook verhaalde, ontstond uit die mededelingen de
lijdensgeschiedenis die nu zal volgen.
Daar zij evenwel in deze vasten ook het lijden en strijden van
Jezus in de woestijn vierde, werd ook zij door veel lijden en
bekoringen overvallen. Dit veroorzaakte enige leemten in het
Fascikel 29
81
|