background image
1785.
Nu echter kwam van de hemelstreek waar de zon zich tussen 10
en 11 uur in de voormiddag bevindt, een smalle lichtbaan tot
Jezus, en ik zag daarin een rij engelen verschijnen, die zich
verlengde van Boven tot beneden bij Hem en waaruit een stroom
van kracht en versterking op Hem nederdaalde.
Het overige van de grot bleef geheel vervuld met de gruwel- en
schrikbeelden van de zonden, met de hoon en de aanvallen van de
boze geesten.
Jezus nam dat alles op zich, maar zijn Hart, het
enige dat te midden van die woestijn van
afgrijselijkheden God en de mensen op volmaakte
wijze liefhad, was bedroefd tot de dood toe en
ontzettend beangstigd, daar het zich verpletterd
voelde onder de schuldenlast van al die zonden!
Ach! ik zag daar zoveel dat een jaar niet toereikend
zou zijn om het te beschrijven.
Nadat die eindeloze stroom van misdaden en schrikbeelden,
oneindig als een zee, aan zijn ziel voorbijgekomen was en Hij
zichzelf als een zoenoffer vrijwillig aangeboden had en gevraagd
dat al de pijnen en straffen daarvoor op Hem zouden neerkomen,
overviel satan Hem, gelijk weleer in de woestijn (fasc. 11, nrs.
337-347) met talloze bekoringen; hij durfde zelfs een hele reeks
beschuldigingen inbrengen tegen de allerheiligste en
onzondigbare Zaligmaker: “Hoe!, grijnsde hij, gij wilt dat
allemaal op U nemen en zelf zijt gij niet vrij van zonde, kijk wat
gij op uw rekening hebt, zie eens hier, naar dit en naar dat”, en hij
rolde nu allerlei valse, verzonnen schuldbrieven voor Hem open
en hield ze Hem met helse onbeschaamdheid onder de ogen.
Hij beschuldigde Hem van alle fouten van zijn leerlingen, van alle
ergernissen die zij gegeven hadden, van de verwarring en
wanorde die Hijzelf in de wereld gebracht had, doordat Hij van de
oude gebruiken en gewoonten was afgeweken.
Fascikel 29
96