background image
1787.
Ik heb in die voorstellingen al de zonden gezien, voor de
uitboeting waarvan de Heer zichzelf opofferde; ik voelde heel de
zwaarte mee van de vele beschuldigingen die de bekoorder tegen
Jezus inbracht, want ik zag onder de daar in beelden voorgestelde
zonden van de wereld ook de mijne, zo talrijk en groot.
Bovendien kwam uit de vloed der bekoringen een stroom naar me
toe, waarin de vele fouten van al mijn doen en laten zich op
beangstigende wijze aan mij vertoonden. Ik bleef echter
voortdurend op mijn hemelse Bruidegom staren; ik streed en bad
met Hem en wendde mij tot Hem met de engelen die Hem
kwamen troosten.
Ach! de Heer wrong zich als een aardworm onder de last van zijn
droefheid. Gedurende al die beschuldigingen tegen de
allerzuiverste Verlosser kon ik mij telkens opnieuw slechts met de
grootste moeite beheersen; zo verontwaardigd was ik tegen satan.
Toen deze echter voor de dag kwam met de schuldbrief
betreffende het vergooien van de verkoopsom van Magdalena’s
landgoed, kon ik me niet langer bedwingen en voer tegen hem uit
in deze bewoording: “Hoe is het mogelijk de Heer te beschuldigen
van de ontvreemding van de prijs van Magdalena’s goed,
aangezien ikzelf gezien heb dat Hij met dat bedrag, Hem door
Lazarus ter hand gesteld om er goede werken mee te doen, 27
arme, door iedereen verlaten gevangenen, die wegens schulden
gegijzeld zaten, uit de kerkers te Tirza vrijgekocht heeft?” (fasc.
22, nr. 1062).
In gebedshouding neergeknield bewaarde Jezus aanvankelijk zijn
kalmte, doch later werd zijn ziel met schrik en ontzetting geslagen
bij het zien van de ontelbare misdaden der mensen en van hun
ondankbaarheid jegens God. Door een verpletterende
droefheid en zielesmart overmand riep Hij sidderend
en huiverend uit: “Vader, indien het mogelijk is, laat
dan deze kelk aan mij voorbijgaan. Mijn Vader, bij U
Fascikel 29
100