background image
vrijbuiters gevallen was, ofschoon zijzelf die wonden hadden
helpen slaan.
Hij zag hoe zij zich van de gewonde bruid losscheurden, gelijk
laaghartige en trouweloze kinderen, die hun moeder in de steek
laten, wanneer zij ‘s nachts door inbrekende dieven en
moordenaars overvallen wordt, ofschoon zijzelf door hun zondige
levenswandel en zorgeloosheid de deuren hebben geopend.
Hij zag hen naar de buit hollen, die men naar de woestijn gebracht
had, naar de gouden vaten en stukgereten halssnoeren.
Al deze, van de ware wijnstok afgesneden ranken zag Hij liggen
en legeren onder de wilde wijnstok.
Hij zag die afgedwaalde mensen als schapen, die ten prooi
gevallen waren aan roofzuchtige wolven, als een kudde die door
huurlingen in slechte weiden gebracht was en die weigerde binnen
te gaan in de schaapstal van de goede Herder, die zijn leven voor
zijn schapen veil heeft (= zijn leven ervoor willen offeren).
Hij zag hen, zonder vaderland in dorre en eenzame woestijnen
rondzwerven, zonder zijn stad die op een berg voor allen
zichtbaar ligt, te willen bemerken.
Hij zag hen als zandgolven te midden van uitgestrekte woestijnen
door tegenstrijdige winden heen en weer geslingerd worden,
zonder eenheid of solidariteit, zonder dat zij het huis van zijn
Bruid, zijn Kerk, die op de rots gebouwd is, met wie Hij beloofd
heeft te blijven tot het einde van de wereld, wilden zien.
Zij vertikten het door de enge poort binnen te gaan, omdat zij
weigerden hun stijve nekken te krommen.
Hij zag hoe zij anderen naliepen, die niet door de deur, maar langs
een valse ingang, een sluiptoegang binnendrongen.
Op zand bouwden zij verplaatsbare, bouwvallige, veranderlijke
hutten van alle soorten, doch zonder altaar en offer.
Zij hadden windwijzers op hun daken staan en hun leer was even
onvast en onzeker als die weerhanen.
Onder elkander waren zij het nooit eens, maar in voortdurende
onderlinge tegenspraak en hadden, net als nomaden, geen vaste
Fascikel 29
113