meenamen en in een helse duivelsdienst heiligschennis ermee
pleegden.
Benevens die baldadige en vreselijke misdaden zag ik nog
ontelbare, doch meer geraffineerde goddeloosheden, die niet
minder afschuwelijk waren.
Ik zag er velen die, door slechte voorbeelden en ketterse leer
misleid, het geloof aan de wezenlijke tegenwoordigheid van Jezus
in het H. Sacrament verloren hadden en opgehouden hadden Hem
daar in nederig geloof, in liefdevolle onderwerping te aanbidden.
Onder die menigten zag ik verder een groot aantal zondaren, die
door hun zonden tot ketterij gebracht waren. Eerst vochten en
woedden zij tegen elkander, om dan, als met vereende krachten
Jezus in het Sacrament van zijn Kerk aan te vallen.
Ik zag dat de menigte talrijk was van die ketterse kopstukken en
apostaten die het priesterschap van de Kerk versmaadden en de
tegenwoordigheid van Christus in het H. Sacrament, zoals Hij het
heeft bedoeld en zoals de Kerk het trouw en gehoorzaam voort
leert, ontkenden.
Ik zag hen talloze mensen voor wie de Heer zijn bloed had
vergoten, verleiden en van zijn Hart losscheuren.
Die aanblik was vreselijk, want ik zag de Kerk als het lichaam
van Jezus, waarvan Hij de afgescheiden verspreide ledematen ten
prijze van zijn bloed verenigd had; en het was mij of al die
gemeenschappen, die families en hun nakomelingen, welke van
de Kerk gescheiden werden, als grote lappen levend vlees
smartelijk en bloedig van zijn teder, lillend (= stuiptrekken, beven,
rillen, trillen) lichaam werden afgescheurd.
Ach! hoe treurig staarde Hij de van Hem losgerukte
en wegvluchtende zielen na, Hij, die om de eindeloos
verdeelde en verstrooide mensheid in het éne
lichaam van Zijn Kerk, het lichaam van zijn Bruid,
nauwer te verenigen, zichzelf in het H. Sacrament tot
spijs had gegeven. Hij zag thans dat lichaam, zijn
Fascikel 29
123
|