vruchten, die zich steeds verder verdelen en
vermenigvuldigen tot het einde van de dagen, tot de
tijd waarin de tarwe zal worden binnengehaald in
de schuur en het kaf in de vlammen geworpen.
Al het ontzettende dat ik daar te zien had gekregen,
was zo ongehoord, zo huiveringwekkend, dat mijn
hemelse Bruidegom mij verschijnend, in erbarming
zijn hand op mijn borst legde en zei: “Nog niemand
heeft dit alles zo volledig gezien; uw hart zou breken
van ontsteltenis, indien Ik het niet belette.”
1799.
Nu zag ik het bloed in dikke droppels van het bleke gelaat van
de Zaligmaker neerdruipen; zijn haren, die anders met een
scheiding glad op het hoofd lagen, waren met bloed in elkaar
gekleefd, te berge gerezen en verward. Zijn baard was van
bloed doordrenkt en in wanorde.
Na dit laatste tafereel, waarin, zoals even gezegd is, de
krijgsbenden zijn vlees aan flarden scheurden, ijlde Hij als
vluchtend weer uit de grot naar zijn leerlingen.
Zijn onzekere tred was als van iemand die onder een zware last
gebukt gaat en die, door bloedverlies verzwakt, door de knieën
zakt en bij iedere stap schijnt te vallen.
Toen Hij bij de 3 apostelen kwam, lagen dezen niet, gelijk de
eerste maal, in slapende houding op hun zijde uitgestrekt, maar zij
hadden hun hoofden bedekt en lieten het, zoals ik de mensen van
dat land zeer dikwijls in droefheid en gebed zie zitten, op hun
knieën rusten. Door droefheid, benauwdheid en vermoeienis
overmand waren zij weer ingesluimerd.
Fascikel 29
125
|