dat zij zijn Moeder en ook Magdalena zouden
troosten (Magdalena, cfr. fasc. 19, nr. 854, voetnoot 438).
Zo had Hij daar enige minuten bij hen gestaan en
hen aldus toegesproken, doch zij gaven Hem geen antwoord,
want ze vonden geen woorden; zozeer waren zij onder de indruk
van hetgeen zij aan Hem zagen en uit zijn mond hoorden. Ja, zij
vreesden dat Hij niet goed meer bij zinnen was.
Maar toen Hij nu naar de grot terugkeren wilde, voelde Hij
zich daartoe onmachtig.
Ik zag dat Joannes en Jakobus Hem ondersteunden tot bij de grot
en dat zij terugkeerden, nadat Hij de grot binnengestrompeld was.
Het was toen ongeveer kwart over elf.
***
Gedurende deze doodstrijd zag ik de H. Maagd eveneens door
droefheid en angst overstelpt in het huis van Maria Markus. Zij
vertoefde met Magdalena en met Maria Markus in de tuin naast
het huis en lag daar op een steenvlak op haar knieën
ineengedoken. Herhaaldelijk verloor zij het bewustzijn en bleef
zonder kennis van de dingen rondom haar, want zij aanschouwde
innerlijk in de geest veel van het lijden van haar Zoon20.
20 Zag Jezus’ lijden in de geest. – Onze K. herhaalt dit meerdere keren:
“Maria beschouwde inwendig het lijden van haar Zoon.” (nr. 1843).
“Maria zag en leed inwendig al wat haar Zoon doorstond.” (nr. 1883), enz.
Dit, geheel in overeenstemming met uitlatingen van Jozefa Menendez.
Toen deze begenadigde zuster aan Jezus eens vroeg of zijn gezegende
Moeder kennis had gehad van zijn grote smarten in zijn passie-uren,
antwoordde Jezus: “Zeker, al de tormenten van mijn passie stonden
haar door goddelijke openbaring voor de geest. Ook wonnen enige
leerlingen inlichtingen in, hoewel maar van verre uit vrees voor de
Joden, over alles wat voorviel omtrent mijn persoon, om haar op de
hoogte ervan te brengen. Zodra zij mijn doodvonnis vernam,
zocht zij Mij op om Me niet meer te verlaten tot Ik begraven zou
zijn.” (Jozefa Menendez, 450).
Fascikel 29
127
|