handen vóór zich uitsteken in de richting van de Olijfberg, want in
de geest zag zij Jezus met bloedig zweet overdekt en het had de
schijn dat zij met haar uitgestrekte handen het gelaat van haar
Zoon verlangde af te drogen.
Door deze onweerstaanbare trek van haar ziel naar haar Zoon zag
ik ook Jezus door de gedachte aan haar bewogen en ontroerd en ik
zag Hem naar haar zien als verwachtte Hij hulp. Deze
deelneming in elkanders smart zag ik in de vorm van stralen die
zij elkander toezonden.
De Heer dacht ook aan Magdalena en was gevoelig voor haar
smart; ook naar haar zag Hij en Hij was getroffen door haar hevig
leed. Daarom beval Hij zijn leerlingen haar te troosten, want Hij
wist dat zij, na zijn Moeder, Hem het meest van allen beminde21.
Hij voorzag dat zij nog veel uit liefde tot Hem te lijden zou
hebben en dat zij tot haar dood toe Hem nooit meer door de zonde
zou beledigen.
1800.
Omstreeks dit uur, kwart over elf, waren de apostelen in de
loofhut van Getsemane teruggekeerd en onderhielden zich een
wijle met elkander en legden zich dan te slapen. Zij waren
21 Na Maria beminde Magdalena Jezus het meest.
“Ik leed een onbeschrijfelijke smart”, zo openbaarde Christus aan
Camilla Varani, “om mijn teerbeminde dochter Magdalena.
Gij, noch om het even wie, zijt in staat het te begrijpen, enerzijds
om reden der oneindige volmaaktheid van Mij, anderzijds wegens
haar grote liefde en godsvrucht tot Mij, die zo groot waren dat Ik
alleen ze kon begrijpen …
Gelijk geen Meester te vinden is zoals Ik, zo bestond noch bestaat
een leerlinge zoals zij, noch zal er ooit een bestaan.
Ook heeft geen ziel, behalve mijn Moeder, over mijn lijden en dood
getreurd en geleden zoals Magdalena. Zoals zij Mij mateloos
bemind heeft, zo was ook haar droefheid om mijn lijden zonder
mate.” (Bij Cochem, Grosses Leben J. Chr. 434, cfr. 544, 776).
Fascikel 29
129
|