Dit zicht sloeg de Heer met ontzetting, doch Hij nam alles
gewillig aan en onderwierp zich aan alles uit liefde tot de mensen.
Hetgeen Hem echter het diepst griefde was zijn veroordeling om
ontkleed te worden en schandig naakt aan het kruishout te moeten
hangen om daardoor te voldoen voor de zonden van onkuisheid
van de mensen. Met aandrang bad Hij opdat ten minste
deze schande Hem bespaard zou worden en opdat Hij
van iemand een lendendoek zou krijgen.
Ik zag vervolgens dat dit gebed verhoord werd en dat zijn
verlangen volbracht zou worden, niet door degenen die Hem
kruisigden, maar door een medelijdende man. Hij zag en voelde
ook de smart van zijn Moeder op dit ogenblik, die in innige
vereniging zijn angst en droefheid meeleed en die nu in het dal
van Josafat in zwijm was gevallen in de armen van de 2 haar
vergezellende vrouwen.
1802.
Aan het einde van al deze lijdensgezichten viel Jezus als een
stervende plat ten gronde op zijn aangezicht neer; de engelen
en taferelen verdwenen;
het bloedig zweet droop overvloediger dan te voren uit heel
zijn lichaam ter aarde; ik zag het door zijn geelachtig kleed
dringen op de plekken waar het tegen het lichaam aanlag.
Diepe duisternis heerste er nu in de grot. Ook zag ik nu een engel
tot Jezus neerzweven, die groter, klaarder afgelijnd was en ook
meer op een mens geleek dan de andere die ik vroeger gezien had.
Hij was priesterlijk gekleed in een lang, golvend, vliegend, met
kwasten versierd gewaad en hij droeg in zijn handen vóór de borst
een kleine beker of vaas die de vorm had van de kelk van het
laatste avondmaal. Boven of in de kom van die kelk zweefde een
klein dun, langwerpig-rond, roodachtig en lichtgevend stukje
spijs, zo groot als een boon. Boven de aarde zwevend, in
liggende houding strekte de engel de rechterhand naar Jezus uit
om Hem op te richten.
Fascikel 29
134
|