background image
Nadat Jezus zich van de grond had verheven, gaf de Engel Hem
dat lichtstralend voedsel in de mond en liet Hem eveneens uit de
kleine lichtende kelk drinken en verdween toen weer.
Na aldus vrijwillig zijn lijden op zich genomen en nieuwe kracht
bekomen te hebben, bleef Jezus nog enige ogenblikken in
de grot in stille overweging en in dankzegging tot
zijn hemelse Vader verdiept. Nog was Hij wel bedroefd,
doch anderzijds op bovennatuurlijke wijze dermate versterkt, dat
Hij zonder vrees en onrust en met vaste tred naar zijn leerlingen
kon gaan.
Wel was Hij nog bleek en zijn trekken misvormd door het
lijden, maar Hij stapte rechtop, vastberaden, manmoedig.
Hij had zijn aangezicht met een zweetdoek afgedroogd en zijn
haar neergestreken, dat, nat van bloedig angstzweet, in klissen
samengeplakt was.
Op het ogenblik dat Jezus de grot verliet, zag ik nog, zoals kort te
voren, de wonderbare vlek op de maan en de lichtkring of
regenboog er omheen. Het licht van maan en sterren was evenwel
anders dan het mij toescheen gedurende de hevige doodstrijd van
de Heer; hun licht scheen nu natuurlijker.
Toen Jezus bij zijn leerlingen kwam, lagen zij zoals de eerste
keer, tegen de muur van het terras te slapen. De Heer
vermaande hen dat het nu voorwaar de tijd niet was
om te slapen, nu het waken en bidden nooit zo
dringend nodig was geweest, want: “Ziet, het uur is
gekomen, zei Hij, waarop de Zoon des Mensen in de
handen van de zondaars zal overgeleverd worden;
staat derhalve op en laat ons weggaan, ziet! de
verrader is reeds nabij. Oh! het ware hem beter nooit
geboren te zijn!”
De apostelen sprongen verschrikt op en zagen angstig om zich
heen. Nauwelijks waren zij van hun schrik bekomen of driftig
Fascikel 29
135