Christus te halen en om dit ondertussen gereed te maken24, voor
het geval dat de Heer veroordeeld zou worden. Morgen immers
begon reeds het paasfeest en dan zou er geen tijd genoeg meer
zijn daartoe. Om dit hout gingen de soldaten wel een kwartier
ver, waar het met veel ander timmerhout, dat voor de tempel
bestemd was, opgestapeld lag tegen een lange, hoge muur, en zij
sleepten het op een plaats achter het gerechtshuis van Kaïfas om
het daar te bewerken.
De kruisstam had weleer als een levende boom in het dal van
Josafat gestaan naast de Kedronbeek, was later over de beek heen
gevallen en had aldus een tijdlang tot een soort van brug of
vlonder (= slootplank, plank om over een drassige ondergrond te lopen)
gediend. Toen Nehemias het heilig vuur en de heilige vaten in de
vijver Bethesda verborg (II Makk. 1, 19-22)25, werd deze stam
24 Om hout te halen. – Dit hout was gestapeld op de heuvel in de wijk Ofel.
Hier woonden tempeldienaren en volgens nr. 1819 lag daar veel timmerhout.
25 Het heilig vuur werd verborgen in de vijver Bethesda … – Dit stuk hout of
boom moet dus zeer oud geweest zijn. Sommige soorten hout, vooral het
pijnboomhout, kunnen zeer lang onbedorven blijven.
“Te Herculanum, te Pompeji, te Kartago werd goed bewaard hout van vóór
18 eeuwen teruggevonden.” (Pet. Boll. V, 279; cfr. Mislin, I, 208-209).
Men heeft in het paleis van Assur-Nasirhabal te Nemroed cederbalken
teruggevonden, zo goed bewaard, dat men die kon herpolijsten. Stukjes van
zulk hout, in het vuur geworpen, verspreiden nog een sterke en wonderzoete
cedergeur, door de ouden zo geroemd (D.B. Cèdre, k. 377).
Het cederhout wordt overigens voor onbederfelijk gehouden.
Over het heilig vuur lezen wij in II Makk. 1, 19: “Toen onze vaderen naar
Perzië verbannen werden, namen de toenmalige vrome priesters in het
geheim iets weg van het vuur van het brandofferaltaar, verborgen het in de
diepte van een uitgedroogde put en sloten het daar zo veilig weg, dat
niemand iets van die plaats afwist”.
Een jonge traditie (16e eeuw) vereenzelvigt die put met de bron Rogel, thans
Put van Job geheten, zowat 500 m ten zuiden van de oude vijver Bethesda,
maar, zegt men, deze traditie wordt niet als ernstig en gegrond erkend.
Overigens is die put nooit zonder water.
Of men staande kan houden dat die put de vijver Bethesda zou zijn, is ook
zeer betwijfelbaar en hier, zoals soms elders, kan in K.’s beweringen iets
Fascikel 29
146
|