Wat men de krijgsknechten vooral op het hart drukte was: goed te
letten op Judas, hem in het oog en bereik te houden, tot Jezus
gevangen genomen en geboeid zou zijn. Men had hem immers de
prijs reeds betaald en men moest derhalve vrezen dat de schurk
met het geld zou ontsnappen en dat men Jezus door de duisternis
zou missen en een ander in zijn plaats gevangen zou nemen. Uit
dit hele ondernemen zou dan niets anders voortkomen dan
stoornis en wanorde op het paasfeest, zoniet een echte oproer.
1808.
De kohorte (= Romeinse compagnie) die men voor de gevangenneming
van Jezus had uitgekozen, bestond uit 20 soldaten, waarvan een
deel tot de tempelwacht behoorde en de overigen in dienst van
Kaïfas en Annas waren. Zij waren op weinig na gekleed zoals de
Romeinse soldaten; zij droegen punthelmen en, evenals bij de
Romeinse soldaten hingen om hun lenden riemen van hun
wambuizen of lijfrokken neer. Zij waren van de Romeinen
voornamelijk onderscheiden door hun baard, daar de Romeinen te
Jeruzalem alleen bakkebaarden droegen en aan kin en mond
geschoren waren. Zij waren alle 20 met zwaarden en enigen
daarenboven met spiezen gewapend. Zij waren voorzien van
lantaarns of vuurpotten op stokken en van harsfakkels, doch bij
hun vertrek was slechts één lichtpan ontstoken.
Eerst wilde men Judas een sterker geleide geven, doch men zag
van dat plan af, toen hij deed opmerken dat zulk een bende
noodzakelijk aanstonds zou opvallen, aangezien men vanaf de
Olijfberg het hele Kedrondal overzag. Daarom bleef het grootste
gedeelte van de afdeling in Ofel terug, terwijl men ook hier en
daar op zijwegen en in de stad posten opgesteld had om elke
poging tot oproer of tot redding van Jezus ogenblikkelijk de kop
in te drukken.
Judas trok met zijn 20 soldaten vooruit. Hij werd op enige
afstand gevolgd door 4 eerloze gerechtsdienaren, beulsknechten
van het slechtste allooi, die koorden en boeien droegen. Deze
werden zelf na enige passen tussenruimte gevolgd door 6
Fascikel 29
152
|