background image
te sporen, een lijst ervan op te maken en deze naar de rechtszitting
mee te brengen.
Alle boze Farizeeën, Sadduceeën en vele andere slechte mensen
uit Nazareth, Kafarnaüm, Tirza, Jotapata, Silo (namen die de lezer
zich goed herinnert uit Jezus’ leven) en velen uit nog andere
plaatsen, tegen wie Jezus zich menigmaal vóór al het volk tot hun
grote beschaming de waarheid had gezegd, waren nu te Jeruzalem
bijeen. Vervuld met wrok, haat en woede, zocht ieder van hen
enige ellendelingen op onder de paasgasten uit zijn landstreek, die
naar hun woonplaats of stad in afgescheiden groepen kampeerden,
en zij kochten hen om met geld om als beschuldigers tegen Jezus
op te treden.
Behalve enige tastbare leugens en laster, wist evenwel geen
enkele iets anders voor de dag te brengen dan de reeds zo vaak
herhaalde en telkens weerlegde beschuldigingen, waarover Jezus
hen in hun synagogen steeds opnieuw tot zwijgen had gebracht.
Al deze vijandig gezinde mensen kwamen de een na de ander met
de hoogmoedige Farizeeën en schriftgeleerden naar het rechtshuis
van Kaïfas. Hun getal werd nog vergroot met een hele massa van
leugenaars en valse getuigen uit Jeruzalem zelf.
Hieronder waren een menigte kooplieden die tegen Jezus
verbitterd waren, omdat hij hen destijds uit de tempel weggejaagd
had; vele opgeblazen leraren, wie Jezus zo menigmaal vóór het
volk in de tempel de mond had gestopt, en misschien ook wel
velen die het Jezus nog niet vergeven hadden dat Hij als
twaalfjarige knaap in zijn eerste onderricht in de tempel, hen van
dwaling overtuigd en beschaamd had.
Onder die vijandige getuigen bevonden zich ook onboetvaardige
zondaars die Hij niet had willen genezen, hervallen zondaars, die
weer ziek geworden waren, wereldgezinde jongelingen, die Hij
niet tot leerlingen had willen aanvaarden, op geld bedachte
mensen die op de erfenissen van anderen speculeerden en die nog
woedend waren, omdat zo grote goederen waarop zij loerden,
Fascikel 29
186