background image
de Geënnom-vallei); ik geloof dat het boze geesten waren; ook
nabij de tempel stegen uit de aarde vele andere gedaanten omhoog
en daaronder waren er verscheidene, gelijkend op gevangenen die
zich aan hun kluisters voortsleepten. Ik weet niet meer of al deze
laatste verschijningen ook boze geesten waren, dan wel zielen die
op aardse plaatsen verbannen waren en nu misschien naar het
voorgeborchte gingen, dat de Zaligmaker door zijn ter-dood-
veroordeling opende. Men kan geen volkomen verklaring geven
van dergelijke zaken; men wil de onwetenden niet ergeren, doch
men voelt deze dingen, wanneer men ze ziet en dan rijzen iemand
de haren te berge. Het was een moment van ontzetting.
Ik meen dat ook Joannes daar iets van gezien moet hebben, want
later hoorde ik hem daar gewag van maken. Allen die nog niet
geheel bedorven en verloren waren, voelden met diepe schrik het
ontzettende van deze ogenblikken, doch bij de bozen veroorzaakte
dit aanvoelen een wilde opflakkering van hun haat en woede.
1838.
Als in een helse vervoering greep Kaïfas nu de zoom van zijn
staatsiemantel45, doorsneed hem met een mes en scheurde hem
met een snerpend gesis, terwijl hij met luide stem uitriep: “Hij
heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen nodig? Gij hebt
nu zelf allen de godslastering gehoord. Wat dunkt u daarvan?”
Dan stonden al de aanwezigen op en riepen met een
45 Kaïfas scheurde zijn mantel. – Het scheuren van zijn klederen behoort tot
de tekenen van rouw. Men gaf er zijn spijt, droefheid en rouw, doch ook
verontwaardiging door te kennen. Dit teken was gebruikelijk in het hele
Oosten; het bestond reeds ten tijde van Jakob en in Jezus’ tijd was het nog
onverzwakt in zwang. Het is een spontane uiting van een plots veroorzaakte
droefheid.
Later regelden en bepaalden de rabbijnen het gebruik ervan door allerlei
voorschriften, waardoor dit gebaar zijn spontaan en oorspronkelijk karakter
verloor; het werd een stroeve, dode ceremonie.
Bij het horen van een godslastering was het aanbrengen van een scheur in
zijn kleed verplichtend en in dit geval werd ze niet meer hersteld.
Fascikel 30
230