verschrikkelijke stem: “Hij is de dood schuldig, Hij is de dood
schuldig!”46.
Dit godslasterlijk vonnis was het hoogtepunt van de woede der hel
in dit huis deze nacht.
De vijanden van Jezus waren, evenals hun vleiers en hondse
kruiperige dienaren als in een duivelse trance, als van satan
bezeten47. Het was als riep de duisternis haar zegepraal over het
licht uit.
Alle aanwezigen, die nog niet tot in de laatste vezel van hun
wezen bedorven waren, werden door zulk een huivering
aangegrepen dat velen zich omhulden in hun mantel en
wegslopen. De minder perverse getuigen, die hun rol uitgespeeld
hadden, verlieten eveneens met verontrust geweten het
gerechtshuis.
De slechtsten gingen slenteren rond het vuur in het voorhof, waar
hun een fooi ter hand gesteld werd, waarmee zij konden smullen
en zuipen.
De hogepriester in de zaal zegde nu tot de gerechtsdienaren:
“Ik lever u die Koning over, bewijst die godslasteraar de eer die
Hij verdient!” Dan begaf hij zich met de raadsleden uit de
gerechtszaal in de ronde raadszaal achter de rechterzetel, waarin
men van hier uit niet kon zien.
46 Hij is de dood SCHULDIG!
De rabbijnen hadden 18 voorwaarden geformuleerd, die verwezenlijkt
moesten zijn, eer een doodvonnis geldig kon uitgesproken worden.
Men vindt deze opgesomd in D.B. Jugement, k. 1845.
In Jezus’ proces was geen enkele van deze 18 voorwaarden vervuld.
47 Hierbij maakt Brentano de volgende aantekening:
Misschien worden deze kruiperij en vleierij der gerechtsdienaren verbeeld
door die hondse figuren, waarvan K. de betekenis vergeten was, en die in
vele aanwezigen ingingen.
Fascikel 30
231
|