Uit de natuur der zaak en uit de joodse wetgeving volgt dat op de rand van
de rots, die opeens neervalt, een muurtje gestaan moet hebben om het
neerspringen of afvallen te verhinderen.
Wij kunnen er een hoogte van 1,5 meter aan toekennen, zodat het mogelijk
was over deze leuningmuur te kijken of er op te klauteren en op het
binnenplein of voorplaats te zien.
Fascikel 30
242
|