background image
de ronde raadszaal, die achter de rechtszaal gelegen was en waar
het rot Jezus reeds aan het beschimpen en rondsleuren was51.
Petrus naderde vreesachtig tot de deur en, ofschoon hij aanstonds
voelde dat men hem verdacht en in de gaten hield, dreef zijn
ongerustheid en kommer om Jezus hem toch tot in de deur tussen
het gepeupel dat naar de bespotting toekeek. Juist op dit
ogenblik sleepte men Jezus met de kroon van stro op het hoofd
vóór de raadsleden de zaal rond.
Jezus zag Petrus zeer ernstig en waarschuwend aan,
zodat deze bij het zien van zijn mishandelde Meester als
verpletterd was van smart.
Daar hij echter zijn vrees nog niet te boven was gekomen, en
bovendien een van de omstaanders hoorde zeggen: “Wat is dat
voor een kerel?”, ging hij weer uit de deur weg op het plein. Hij
was zo bedroefd en van angst en medelijden zo van streek, dat hij
zich slechts aarzelend van de deur verwijderde. Bemerkend dat
men hem hier nog altijd in het oog hield, begaf Hij zich nu weer
in het atrium, naderde tot het vuur en bleef daar enige tijd
neergehurkt.
Enigen die hem op het plein gezien en zijn verwarring bemerkt
hadden, traden hier ook weer op hem toe en knoopten een gesprek
met hem aan, waarin zij Jezus en zijn werking keer op keer
hekelden en versmaadden.
Één van hen sprak: “Ik zie dat gij tot zijn aanhang behoort, gij zijt
een Galileeër; ik bemerk het aan uw tongval; hij verraadt u!”
51 Het grondplan van Kaïfas’ gerechtshof naziend, kan men zich de
ontmoeting van Jezus met Petrus levendig voorstellen.
Petrus doolde verloren op het binnenplein rond. Jezus daalde een trap (14)
af, uit de raadszaal naar het binnenplein, waar Hij Petrus bemerkte en
vermanend aanzag, om zich dan links te wenden en in de kerker af te dalen
(door 15).
Fascikel 30
244