background image
De juistheid van hetgeen Flavius Josephus vertelt over die 
marmerplaten, kan tot op heden worden nagegaan.  Vele daarvan zijn 
op hun plaats blijven zitten.  
Deze bank werd het eerst door de Makkabeeën (door Joannes 
Hyrcanus, zoon van Simon) aldus gehouwen of benuttigd voor het 
bouwen van een burcht, die aan de Makkabese vorsten tevens diende 
tot paleis.  Men noemde deze vesting Birah (Birtah, wat met 
letterverplaatsing Birhta, het zelfde woord is als burcht).  Met 
toevoeging van ‘s’ wordt het Baris in het Grieks.   
In zijn eerste periode waren burcht en rotsbank aan 3 zijden door de 65 
m brede rotsgracht omgeven en het Tempelplein, dat nog niet 
uitgebreid was, bleef op een afstand van 110 m.  Het bodemreliëf was 
zoals op de schets hiervoor.  
Later breidde Herodes de Grote het Tempelplein uit tot tegen de 
rotsbank, die dit plein nu nog afsluit en hij gaf ook aan de burcht zelf een 
veel grotere omvang.  Hij vulde de omringende gracht met pleinen, met 
de gebouwen van een kazerne en andere gebouwen.  Zo kreeg de 
nieuwe burcht, die hij Antonia noemde, het uitzicht en de omvang, die 
wij nu een weinig nader willen beschrijven dan K. het boven deed, door 
een verbinding van haar gegevens met die van de archeologie, die 
mekaar wonderbaar aanvullen.   
Toch moeten wij enige interpretaties van de archeologie verwerpen, b.v. 
dat een groot stenen plein, dat feitelijk het binnenplein van een kazerne 
was, het zogenaamde lithostrotos of Gabbata uit het Evangelie van 
Joannes zou zijn (Joa. 19, 13), vanwaar Pilatus het doodvonnis tegen 
Jezus uitsprak.   
-
Litostrotos betekent stenen plaveisel, maar  
-
Gabbata duidt een hoogte aan een verhoog.   
Wij kunnen alvast beginnen met de mening van een geleerde aan te 
halen, waardoor de voorstelling van onze zienster begunstigd wordt: 
“De plaats waar Jezus veroordeeld werd, wordt door Joannes 
aangeduid met de Griekse naam Litostrotos en met de Hebreeuwse 
naam Gabbata, en dit lag buiten het paleis van Pilatus.   
Welnu, het geplaveide plein (in een diepte, tussen 2 heuvelen), onder en 
rondom de latere ecce‐homo‐boog, vertoont de karaktertrekken niet, 
die aan deze betekenis van hoogte beantwoorden.”   
Fascikel 30
287