Het is eveneens treffend hoe dit geheel in overeenstemming is met het
Evangelie van Mk. 15, 16, die Jezus’ doornenkroning en verguizing door
de soldaten laat plaats hebben in het atrium of voorhof van het
pretorium, d.i. volgens K. op het soldatenplein. Markus voegt er aan toe
dat zij de gehele cohorte samenriepen, d.i. het daar gelegerde
garnizoen, om Jezus te bespotten.
Even ten zuiden van de kapel van de geseling (30), is in de wand van de
rotsbank nog de plaats te zien, waar de marmertrap aanleunde.
Het is een soort (stenen) kader dat een stuk van de muur omlijst (cfr.
Janssen, Au Pays du Messie, 153; ook Guérin, Terre sainte, 84).
Het schijnt wel dezelfde trap te zijn, die volgens middeleeuwse schrijvers
in 326 door de H. Helena van Jeruzalem naar Rome werd overgebracht,
waar hij de eeuwen door tot heden toe de grootste verering genoot.
Een geliefkoosde oefening der Romeinen en bedevaarders is:
de trap onder gebed en verering op de knieën te beklimmen.
Hij bestaat uit 28 treden van Tyrisch marmer; ze zijn met hout bekleed,
waarin openingen gelaten zijn, waardoor men bewaarde bloedsporen
ziet onder glas. (Maar hoe konden op een trap in open lucht bloedige
vlekken 300 jaren behouden blijven?) De hoogte begunstigt de mening
die deze trap als authentiek beschouwt. Het getal 28 treden van bijna 2
dm of 19 cm komt uit op een hoogte van 5 m, wat aan deze kant de
hoogte is van de rotsbank.
Fascikel 30
297
|