background image
Hierop antwoordde Jezus met majesteit: “Mijn
koninkrijk is niet van deze wereld! Indien het van
deze wereld was, zou Ik zeker dienaren gehad
hebben om Mij te verdedigen en te beletten dat Ik
aan u overgeleverd werd, maar mijn Rijk is niet van
deze wereld.”
Pilatus vernam deze woorden met ontsteltenis; ze stemden hem
tot nadenken en hij zei: “Gij zijt derhalve toch Koning?”
Jezus hernam: “Zoals gij het zegt: Ik ben Koning. Ik
ben geboren en in deze wereld gekomen om
getuigenis te geven van de waarheid; al wie uit de
waarheid is, luistert naar mijn stem!”
Pilatus zag Jezus aan en van zijn zetel opstaand sprak hij:
“Waarheid? Wat is waarheid?”
Er had nog een korte woordenwisseling plaats, doch ik
herinner er mij de inhoud niet meer nauwkeurig van.
1862.
Pilatus ging weer buiten op het open terras. Hij kon Jezus niet
doorzien, maar zoveel wist hij nu toch van Hem dat Hij geen
koning was, die voor de keizer gevaarlijk kon worden, dat Hij
geen aanspraak maakte op een rijk in deze wereld. Om een rijk in
een andere wereld bekommerde de keizer zich niet.
Van op het terras riep hij derhalve naar de hogepriesters beneden
(bij de zitplaatsen op de achtergrond van het tussenplein): “Ik
vind geen enkele schuld in deze mens!”
De vijanden van Jezus ontstaken in heviger woede en brachten
opnieuw een stroom van beschuldigingen tegen Hem in.
De Heer echter stond daar zwijgend en bad voor die
ongelukkige blinden.
Fascikel 30
306