Haar gesprek met Pilatus duurde lang; zij smeekte hem bij al wat
haar dierbaar en heilig was, Jezus, de Heilige der Heiligen, toch
geen onrecht aan te doen en zij vertelde hem enige taferelen uit
haar wonderbare gezichten of dromen die zij deze nacht over
Jezus had gehad.
Terwijl zij sprak heb ik veel uit haar visioenen (in bijkomstige
gezichten) gezien, maar zij staan mij niet meer alle in hun
volgorde voor de geest.
Het volgende nochtans herinner ik mij daarvan: zij zag de
hoofdgebeurtenissen uit Jezus’ leven, zoals de boodschap van de
Engel aan Maria, de geboorte van Christus, de aanbidding der
herders en der koningen, de voorzegging van Simeon en Hanna,
de vlucht naar Egypte, de moordaanslag op de onnozele kinderen,
de bekoring in de woestijn, enz.
Zij zag algemene beelden uit zijn leven als heilige
Leraar en Heiland. In haar visioenen en in al die
taferelen zag zij Jezus steeds door een helder licht
omstraald.
De boosheid, listen en hinderlagen van zijn vijanden
aanschouwde zij in schrikwekkende beelden; zij zag de heiligheid
en de smarten van zijn Moeder, de heiligheid van zijn
eigen eindeloze pijnen, die Hij met zulk een
standvastige liefde en geduld doorstond.
Zij zag dit alles in een aaneengesloten rij van beelden, die ter
opheldering met licht, schaduw of donkerte en allerlei
zinnebeelden omgeven waren en zij leed daarbij een
onbeschrijfelijke angst en droefheid, want al wat die beelden haar
te zien gaven, was nieuw voor haar: ze waren onweerstaanbaar,
overweldigend, overtuigend, en sommige gebeurtenissen, zoals de
kindermoord en ook de voorzegging van Simeon in de tempel,
zag zij in de nabijheid van haar woning plaatshebben.
Fascikel 30
314
|